12 jun 2018

Kunnen we als Nederland nog onderzeeboten bouwen? Ja.

Damen ziet met partner Saab Kockums grote kansen in de bouw van nieuwe onderzeeboten voor de Koninklijke Marine

Richard Keulen
4 MIN

Damen ziet met partner Saab Kockums grote kansen in de bouw van nieuwe onderzeeboten voor de Koninklijke Marine. Het project is cruciaal voor vaderlandse marinebouw. “Kunnen we als Nederland nog onderzeeboten bouwen? Ja.”

Het staat zwart op wit in de Defensienota 2018: “We vervangen de onderzeeboten door bemande onderzeebootcapaciteit. Vanaf 2027 komen er nieuwe, bemande onderzeeboten. Onderzoek van TNO heeft uitgewezen dat varianten anders dan bemande onderzeeboten niet aan de behoeft kunnen voldoen (en erg duur zijn).” Op dit moment telt de Koninklijke Marine vier expeditionaire onderzeeboten van de Walrusklasse: Zr.Ms. Bruinvis, Dolfijn, Walrus en Zeeleeuw. Het kwartet is nu al 25 jaar oud. Het ondergaat momenteel een upgrade-programma dat geheel door Nederlandse bedrijven wordt uitgevoerd. Behalve de romp blijft er nog maar weinig achter in de boot. Het programma wordt zonder al te veel problemen uitgevoerd. Maar regeren is vooruitzien: de Walrusklasse is vanaf 2027 toe aan vervanging. Het project behelst zeker 2,5 miljard euro en biedt grote kansen voor de Nederlandse industrie.

In maart 2018 is de nieuwe Defensienota gepresenteerd. Er is eindelijk een stuk duidelijkheid. “Zeker voor het personeel van de krijgsmacht”, zegt Hein van Ameijden, algemeen directeur van DSNS. “De negatieve bezuinigingstrend van de laatste jaren lijkt door dit kabinet definitief gekeerd en dat is mooi.” Scheepsbouwer Damen ging al in 2015 met het Zweedse Saab in zee met het oog op de vervanging van de Nederlandse onderzeeboten. Saab nam in de zomer van 2014 de ervaren onderzeebootwerf Kockums in Malmö over van de vorige, Duitse, eigenaar TKMS. Het Zweedse bedrijf heeft kennis in huis die Damen mist, zo schetst Van Ameijden, de gedachte achter de samenwerking. “Een belangrijk deel van Kockums’ activiteiten is ontwerp en de bouw van onderzeeërs, voor marines van Zweden, Australië en andere Scandinavische landen. Onder meer de A-26 onderzeeboot van de partner van

Damen is een bewezen concept.” Eigenlijk is de samenwerking met Saab een voor de hand liggende, schetst Van Ameijden. “We kunnen met onze gecombineerde kennis de beste boot voor Defensie ontwerpen en willen vandaar groeien door logische stappen te maken in het exportpotentieel van expeditionaire dieselelektrische onderzeeboten.

Ervaring

De boten van de Walrusklasse zijn in Nederland gebouwd, maar een deel van de ervaring van onderzeebootbouw is verloren gegaan. “Toch beschikt de Nederlandse marinebouw nog steeds over veel onderzeebootkennis. De recente update van de huidige Walrusklasse werd geheel door Nederlandse bedrijven gedaan.” Door intensieve samenwerking met hoogwaardige toeleveringsbedrijven in het Dutch Underwater Knowledge Center (DUKC), een NIDV-platform, is de kennis van de bouw van onderzeeboten bovendien uitstekend gebundeld. “Veel mensen weten het niet, maar een bedrijf als Nevesbu is permanent bezig met de engineering van onderwaterschepen. Het is, samen met dat DUKC en andere kennisinstituten onderdeel van een stevige Gouden Driehoek. Dus als je mij vraagt: Kunnen we als Nederland nog onderzeeboten bouwen, zeg ik volmondig: ja.”Als de Nederlandse overheid nieuwe onderzeeboten koopt bij een Nederlandse werf is ze launching customer. “Dat heeft niet alleen met imago (koopt Nederlandse waar) te maken,” aldus Van Ameijden. Er zijn alleen maar winnaars. Allereerst krijgt Defensie voor de Koninklijke Marine een beste en meest toekomstbestendige boot waarmee Nederland echt betekenisvol kan bijdragen in internationale operationele samenwerking. Ten tweede biedt het ook economische voordelen door werkgelegenheid en innovatie voor Nederlandse bedrijven dankzij Nederlands belastinggeld. Ten derde is er de export. Via zo’n launching customer project kan de Nederlandse marinebouw, zelfs in een ongelijk speelveld, en met veel beperkingen, toch weer robuust voor de dag komen. En niet in de laatste plaats vloeien er revenuen terug naar de overheid.“